| Tag | Value |
|---|---|
| file | Inferential_Statistics_uva-bayesian-statistics-969-nl_uva-bayesian-statistics-969-nl |
| name | uva-bayesian-statistics-969-nl |
| section | Inferential Statistics/Bayesian Statistics |
| type | schoice |
| solution | TRUE, FALSE, FALSE, FALSE |
| Type | Conceptual |
| Language | Dutch |
| Level | Statistical Literacy |
| IRT-Difficulty | 1.998 |
| p-value | 0.7757 |
Vorige week ging Marja naar haar huisarts voor een medisch onderzoek.
Vanmorgen vertelde haar huisarts dat het resultaat positief is ten
aanzien van de ziekte D. In 95% van de gevallen is deze toets
accuraat. Met andere woorden als iemand ziekte D heeft wordt dit in
95% van de gevallen ontdekt met een positief resultaat. En als iemand
geen ziekte D heeft levert dit ook in 95% van de gevallen een
negatieve uitslag op. Eén op de 1000 vrouwen met dezelfde leeftijd als
Marja heeft deze ziekte. Nemen we de gebeurtenissen:
* D = De ziekte D,
* P = De toets met het positief resultaat.
Wat is dan de kans P(D en P) dat Marja de ziekte D heeft en de
test ook positief is?