Tag | Value |
---|---|
file | Inferential_Statistics_uu-Power-840-nl_uu-Power-840-nl |
name | uu-Power-840-nl.Rmd |
section | Inferential Statistics/NHST/Power |
type | schoice |
solution | FALSE, FALSE, FALSE, TRUE |
Type | Conceptual Case |
Program | |
Language | Dutch |
Level | Statistical Literacy |
Een speelgoedfabricant vraagt aan een ontwikkelingspsycholoog de reactie van kinderen op een nieuw produkt (speelgoed) te testen. De test die gebruikt wordt geeft de reacties van de kinderen scores tussen de 0 en de 10. De hypotheses die hij wil toetsen zijn H0: = 5 vs. H1: > 5. De psycholoog berekent de power van toets 1. Bij toets 1 wordt een steekproef van 50 kinderen gebruikt. Hij kiest voor deze toets een significantieniveau van = 0.05 en er wordt een verhoging van 2 punten verwacht. Als hij de power gaat uitrekenen voor toets 2, waarbij een steekproef van 100 kinderen wordt gebruikt met = 0.01, wat gebeurt er dan met de power?