Tag | Value |
---|---|
file | Inferential_Statistics_uu-Post-hoc_test-811-nl_uu-Post-hoc_test-811-nl |
name | uu-Post-hoc test-811-nl |
section | Inferential Statistics/Parametric Techniques/ANOVA/Post-hoc test |
type | schoice |
solution | FALSE, FALSE, FALSE, TRUE |
Type | Interpretating output |
Program | SPSS |
Language | Dutch |
Level | Statistical Reasoning |
In een onderzoek naar begrijpend lezen worden drie onderzoekscondities met elkaar vergeleken: 1) “tekst op papier”, 2) “tekst op iPad” en 3) “tekst en animaties op iPad”. Na afloop van het lezen van de tekst, maken de leerlingen een toets waarmee vastgesteld wordt hoe goed zij de tekst begrepen hebben. De onderzoekers hebben met een eenweg ANOVA vastgesteld dat de gemiddelde scores op de toets verschillen voor de drie onderzoekscondities, F(2, 97) = 14.63, p < .001, = .23.
Welke conclusie is gerechtvaardigd op basis van de onderstaande output?