Tag | Value |
---|---|
file | Inferential_Statistics_eur-inferential_statistics-215-nl_eur-inferential_statistics-215-nl |
name | eur-inferential_statistics-215-nl |
section | Inferential Statistics/NHST/p-value, Inferential Statistics/NHST/Test statistic/t-statistic |
type | schoice |
solution | FALSE, FALSE, FALSE, TRUE |
Type | Interpreting output |
Program | |
Language | Dutch |
Level | Statistical Literacy |
In vier verschillende onderzoeken wordt een regressieanalyse met één voorspeller uitgevoerd. Bekijk de t-tests van de regressiecoëfficiënt in de vier verschillende regressiemodellen hieronder. Welke van de vier verschillende t-tests heeft de kleinste p-waarde?
Model | t_test |
---|---|
I | t(29) = -1.3 |
II | t(29) = 3.3 |
III | t(299) = 1.3 |
IV | t(299) = -3.3 |
Model IV is correct. In het algemeen gaan grotere t-waarden, ongeacht of het een positieve of negatieve waarde is, gepaard met kleinere p-waarden. De steekproefgrootte heeft ook invloed. Dezelfde t-waarde (zoals in model II en IV) heeft een kleinere bijbehorende p-waarde in een grotere steekproef. Volgens deze logica is het juiste antwoord dus model IV. De t-waarde en de steekproefgrootte (zoals weergegeven door de df tussen haakjes) zijn hier het grootst.