Tag | Value |
---|---|
file | Factor-analysis_uu-factor-analysis-009-nl_uu-factor-analysis-009-nl |
name | uu-factor-analysis-009-nl.Rmd |
section | Factor analysis |
type | schoice |
solution | FALSE, TRUE, FALSE, FALSE |
Type | Conceptual |
Language | Dutch |
Level | Statistical Literacy |
Een factoranalyse wordt uitgevoerd op vijftien items die bij kinderen de angst voor Sinterklaas moeten meten. De hoofdcomponentenanalyse met obliminrotatie resulteert in twee statistische en inhoudelijke interessante dimensies. Factor A betreft de angst voor Sinterklaas en factor B de angst voor Zwarte Piet.
Beoordeel de volgende twee uitspraken over factoranalyse.
Stelling 1: De eigenwaarde wordt berekend door:
Per item wordt gekeken hoeveel variantie van dat item verklaard wordt door de factor
Dit wordt omgezet in een proportie (bijvoorbeeld: .60 (=60%) van het item wordt verklaard door de factor)
De proportie van alle items worden bij elkaar opgeteld om de eigenwaarde van een factor te bepalen.
Elk item heeft dus een variantie van 1.00. Wanneer een factor een eigenwaarde >1.00 heeft, verklaart de factor meer variantie dan een afzonderlijk item.
Stelling 2: De factorlading van één item op één van de factoren zegt niets over de correlatie tussen de factoren.