Tag | Value |
---|---|
file | Descriptive-statistics_vufsw-inferentialstatistics-0131-nl_vufsw-inferentialstatistics-0131-nl |
name | vufsw-inferentialstatistics-0131-nl |
section | inferential statistics |
type | schoice |
solution | FALSE, FALSE, FALSE, FALSE, TRUE |
Type | conceptual |
Program | NA |
Language | Dutch |
Level | statistical reasoning |
De medische faculteit van de VU voert een onderzoek uit naar de effectiviteit van een medicijn dat tot een lagere bloeddruk moet leiden. Hiervoor wordt in een groep van 31 personen de bloeddruk voor het gebruik van het medicijn vergeleken met de bloeddruk nadat het medicijn drie weken is gebruikt door de onderzochte personen. De eenzijdige hypothese werd getoetst met een significantieniveau van 5% (α = .05).
Een andere onderzoeker repliceert (herhaalt) dit onderzoek, met een nieuwe steekproef van 52 proefpersonen. Hij komt tot een andere conclusie over de effectiviteit van het medicijn dan het vorige onderzoek.
Hoe kunnen we zo’n tegenstrijdige uitkomst verklaren?